Leo Visser wil deelnemers aan het denken zetten. Hij stimuleert het brein. Hij helpt hen de juiste vragen te stellen. Hij wil de deelnemers erbij betrekken. Hoe doet hij dat? Hij gebruikt net als Boerhaave 300 jaar geleden karakteristieke klinische vignetten, weliswaar niet aan het bed, maar in een quiz. Interactie is het sleutelwoord en hij zet net als Boerhaave zijn uitgebreide ervaring met casussen in. De beelden die hij uitzoekt zijn karakteristieke beelden. Het gaat hem om het verhaal van een patiënt en hij kent er inmiddels heel veel.

Die kennis deelt hij. Hij brengt een discussie over het verhaal op gang. Hij switcht moeiteloos tussen de casussen. En hij vindt het zelf ook altijd interessant. Hij luistert naar de feedback van de deelnemers. Hij past zich aan en denkt mee. Hij houdt van de nascholing, vooral omdat de groep homogeen is qua motivatie. Hij is een enthousiaste docent. Hij speelt in op het publiek.

Met een spelelement in een les doorbreek je barrières en met karakteristieke klinische vignetten illustreert hij zijn specialisme. Door het gebruik van een quiz dwingt hij de deelnemers zelf na te denken en een antwoord te geven. Hij gebruikt de quizvragen om de deelnemers te leren vragen te stellen. Bij het geven van feedback op de antwoorden is geen enkel antwoord fout. Hij probeert de gedachtegang van de cursisten op te pikken en daar nuance in aan te brengen. Hij is associatief, schakelt tussen verschillende casussen en onderwerpen. Op die manier probeert hij zaken in perspectief te plaatsen. Aan de hand van bijvoorbeeld een nieuwe virale infectie laat hij zien hoe zo’n infectie zich over de wereld verplaatst. Hoe bepaalde mechanismen werken en hoe de deelnemers het hele proces in een breder kader kunnen plaatsen. En aan het eind van de cursus volgt de grote overhoring. Dan gaan de deelnemers met een goed gevoel naar huis. Ze hebben heel veel geleerd.