Jan Antonie Bruijn ziet zijn docentschap als een gezamenlijke expeditie met de deelnemers aan de cursus: ‘Vanuit verschillende decors bestudeer je met elkaar datgene waar het over gaat. Deelnemers en docenten zijn gelijkwaardig. Als docent ben je de gids die het publiek serieus neemt en zelf ook keer op keer heel veel leert. Samen bouw je aan een basis van kennis en vaardigheden. Daarbij ga je uit van de voorkennis die al bestaat bij je publiek. Dat kan alleen als je jezelf niet centraal stelt, als je jezelf in dienst stelt van de zoektocht die je samen met je deelnemers onderneemt.

Deelnemers kunnen meedoen aan deze expeditie in een veilige omgeving die de docent voor hen creëert. Wat nou echt goed wetenschappelijk verantwoord onderwijs is, blijft moeilijk om aan te tonen. Je hebt een vrij gevoel en een prettige werksfeer nodig om te leren. Natuurlijk moet je als docent verstand hebben van een onderwerp, maar dat is lang niet voldoende om te komen tot ware kennisoverdracht. Daar is veel meer voor nodig. Je moet weten wat er in de ander omgaat. Samen bekijk je de leerstof. Met humor en door grenzen op te zoeken hou je de deelnemers bij de les.

Voor, tijdens en na de cursus gaat het om de deelnemers. Je stelt je als docent steeds de vragen: Wie zijn het? Wat is hun kennisniveau? Wat verwachten ze van de les? Hoe ziet hun denkwereld eruit? Waar je ook bent op de wereld en wie je ook wil bereiken. Deze vragen blijven relevant. Goed onderwijs is het als je je volledig kunt verplaatsen in de denkwereld van de ander: je bent continu met elkaar in dialoog.’